
Stel, er is een cirkel op de grond getrokken. Stel je voor dat deze cirkel de wereld is. Het middelpunt van de cirkel is God, en de lijnen van de omtrek naar het midden, zijn de wegen of levenswijzen van je medemensen. Naarmate je, in je verlangen om tot God te naderen, naar het midden gaat, kom je dichter bij God én bij je medemens. Dus hoe meer je je medemens nadert, hoe meer je tot God nadert. Het zijn de woorden van Dorotheus van Gaza, een woestijnmonnik die leefde in de zesde eeuw.
Je richten op God, Hem naderen vanuit een impuls die je…